Op bezoek bij de Haaksbergse Noaberboeren

Ook in onze regio rijzen de initiatieven voor ‘bewust voedsel verbouwen’ als paddestoelen uit de grond. Bentelo, de Usseler Es, Voedsel veur Elkaar en sinds begin dit jaar de Haaksbergse Noaberboeren.

Waar komt ons voedsel vandaan? Ik weiger om die gespoten groentes en fruit uit de supermarkt nog langer in mijn lijf te stoppen. Mijn kinderen behoren te weten hoe voedsel groeit en ze dienen zicht te hebben op een gezonde, mooie toekomst. Als het even kan, wil ik mijn CO2-voetafdruk zoveel mogelijk verkleinen. Ik wil weten waar mijn voedsel vandaan komt.

Het zijn zo wat kreten die – voor wie luistert – met de regelmaat van de klok om ons heen te horen zijn. Niet in de laatste plaats door social media is een deel van de mensheid goed geïnformeerd. Het weet wat het wèl en niet wil en neemt niet zelden het heft in eigen hand. Vrienden, buurtbewoners en gelijkgestemden verenigen zich meer en meer en voegen de daad bij het woord. Wie daarbij wil aanhaken, is niet per se gedoemd tot het westen des lands. Ook hier in onze regio rijzen de initiatieven als paddestoelen uit de grond. Bentelo, de Usseler Es, Voedsel veur Elkaar en sinds begin dit jaar Noaberboeren. Het staat buiten kijf dat dergelijke initiatieven in een behoefte voorzien. We spraken met Priscylla Beentjes die vanaf het eerste uur betrokken is bij de Haaksbergse Noaberboeren.

Achtergrond

‘Opgeleid als bestuursdeskundige ben ik bovenal geïnteresseerd in hoe groepen mensen het met elkaar doen, hoe ze samen leven of juist niet. Welk systeem of institutionalisering heb je nodig om het met elkaar goed te doen?’ Pakweg de laatste dertig jaar gaf ze leiding aan IT-afdelingen van diverse bedrijven en instellingen. Momenteel doet ze dat in Enschede bij een klein bureau dat zorginstellingen helpt om gegevens over patiënten uit te wisselen.

Geen landbouw achtergrond dus? ‘Nee’, antwoordt ze lachend en vrijwel direct daarop klinkt het – bijna verontschuldigend – ‘maar, mijn opa was wèl landbouwer. Op een groot stuk land in Castricum verbouwde hij groentes die vervolgens werden verkocht. Het was voor ons kleinkinderen heel logisch om samen met onze ouders regelmatig op dat land mee te werken. Dat voelde totaal niet als werk. Ik heb een grote familie en samen met mijn neefjes en nichtjes plukten we spelenderwijs bijvoorbeeld aardbeien in het seizoen. Behalve het land bezat opa ook een moestuintje terwijl oma haar liefde botvierde op een bloementuin. Ook daar hielpen we mee en natuurlijk kregen we aan het eind van de dag steevast het een en ander mee naar huis.

Veel van die herinneringen zijn de laatste jaren weer ‘levend’ geworden, maar wat me nu – veel meer dan toen – duidelijk werd, is de logica van de hele cyclus. Iets zaaien, het zien groeien, verzorgen, oogsten en het uiteindelijk eten. Het klinkt, lijkt en is zo logisch en toch is dit concept door de jaren heen in onze welvaartsmaatschappij zo goed als verloren gegaan.

Ongeveer zo’n vijf jaar geleden – toen ik nog in Noord- Holland woonde – groeide bij mij een onbestemd gevoel. ‘Het’ klopte allemaal niet meer. De manier waarop we leven, wonen en werken. Het voedsel dat we eten. Het voelde simpelweg niet meer goed. Toen ik me daarin ging verdiepen, bleek ik niet alleen te staan.

In mijn zoektocht stuitte ik op het concept van Heerenboeren. Dat is een landelijk, groeiend netwerk van natuurgedreven boerderijen. Als Heerenboer ben je (mede)eigenaar, ondernemer, producent en consument van je eigen boerderij. Het concept sloot aan op mijn eigen opvattingen en dus meldde ik mij aan als geïnteresseerde. In Noord-Holland is het echter niet eenvoudig om aan grond te komen en dus verdween het hele idee voor mij helaas al gauw naar de achtergrond.

Tot ik ruim twee jaar geleden naar Twente verhuisde. Na mijn doorgegeven adreswijziging werd ik zo’n drie maanden later geïnformeerd over het respectabele aantal van honderd belangstellenden in deze omgeving. Er volgde – in verband met Corona – een digitale bijeenkomst met een kort en bondig advies: Verenig je, sla de handen ineen en start een boerderij’.

Priscylla was één van de tien mensen die bereid was haar schouders daar onder te zetten. ‘Het Lankheet liet eigenlijk direct weten graag zo’n boerderij op het landgoed te willen realiseren. De huidige eigenaren – drie zussen en een broer – zijn nazaten van textielboer Gerrit-Jan Van Heek die Het Lankheet eind 19e eeuw kocht. Zij zochten al geruime tijd naar een passende invulling van het 600 hectare grote landgoed. Wat hen daarbij voor ogen stond was een combinatie van natuur, recreatie, bos- en landbouw. In hun streven naar natuurbehoud in combinatie met biodiversiteit had een coöperatieve boederij de voorkeur.

Naar verwachting zou er in 2024 grond van de totale vijf hectare vrij komen. Dat gaf ons mooi ruim de tijd om alles rustig voor te bereiden. Althans dat dachten we. Tot we vorig jaar zomer bericht ontvingen dat er begin dit jaar al grond vrij zoukomen’.

Afgeslankt
Daardoor raakte alles in een stroomversnelling en ontstond er een enorme druk en stress. ‘We waren verre van klaar en totaal niet voldoende voorbereid. De grootste zorg was dat het betreffende perceel grond zich niet in stedelijk gebied bevindt. Het ligt tussen Neede, Eibergen en Haaksbergen in. Daar wonen zo’n 35.000 mensen. Heerenboeren gaat in hun verstedelijkte gebieden uit van 50.000 of meer. Het zou wel kunnen volgens hun concept, maar dan hadden we 260 gezinnen – zo’n 450 mensen – nodig om het financieel rond te krijgen. Alhoewel Het Lankheet ons toestond kleiner te beginnen, durfden we het uiteindelijk toch niet aan om met Heerenboeren in zee te gaan. Aan dat concept hangt immers een prijskaartje wat uiteraard weer consequenties heeft voor de begroting en de bijdrage van de leden. Het risico leek ons te groot. De tijd had echter geen compassie met onze vele vraagtekens en twijfels, maar dwong ons daarentegen spijkers met koppen te slaan’.

En zo ontstonden de Noaberboeren. Weliswaar geënt op het Heerenboeren-concept, maar in een afgeslankte vorm. ‘We zijn een coöperatie, niet aangesloten bij een organisatie en doen alles zelf. We staan wel in contact met de reeds genoemde, soortgelijke activiteiten die hier in de regio al zijn. Dat gaat dan om kennisuitwisseling tussen de twee boeren waar wij mee werken en hun boeren.

Het is daarbij – althans voor mij – hartverwarmend om te zien hoe we elkaar hierin helpen. En dan kom ik automatisch weer terug op wat ik aan het begin van mijn verhaal zei over mijn interesse in hoe groepen mensen het met elkaar doen. We leven hier in een interessant deel van Nederland. Een gebied waar je enerzijds de traditionele vorm van landbouw drijven nog steeds volop ziet met zijn verharding dat zich uit in omgekeerde vlaggen en zakdoeken aan auto’s. Anderzijds zijn dit soort ongelooflijk vrije initiatieven dus ook levensvatbaar. Want, ze lopen stuk voor stuk uitstekend. Bentelo en Voedsel veur Elkaar werken al met een wachtlijst en wij hebben op dit moment al 113 leden.

Onze ambitie is om in drie jaar tijd te groeien tot zo’n 175 leden. Als dat niet lukt, is het ook goed. Voor nu concentreren wij ons op het goed houden van de basis en we blijven ons afvragen hoe we het op de juiste manier met elkaar kunnen doen. Zeven mensen zijn daar bestuurlijk mee bezig en veertig vrijwilligers werken actief mee op het land. Er zijn twee betaalde krachten in dienst. Dat is de jonge boer Gertjan Stokkers, veehouder van huis uit die met zijn vrouw en drie kleine kinderen op het terrein woont. Hij werkt nauw samen met Stefan Fokkink, een tuinder. Hun gecombineerde kennis is goud waard en zij zijn het meest actief op het land. Inmiddels zijn we zover dat wij niet meer alléén bepalen wat er gebeurt. De leden beslissen nu gezamenlijk’.

Vanuit haar achtergrond als bestuurskundige is Priscylla vooral benieuwd hoe deze groep mensen zich gaat ontwikkelen met elkaar. ‘Hoe houden we dit bedrijf langdurig gezond? Past daar groei bij? Ik weet het niet. De tijd zal het leren’.

Leden
Priscylla omschrijft de leden als heel divers. ‘Het zijn gezinnen met jonge kinderen. Deze ouders willen hun kinderen iets mee geven over waar voedsel vandaan komt, hoe het eruit ziet, hoe het groeit en hoe je daarvoor zorgt. Ze willen hun kinderen daar actief in betrekken door ze waar mogelijk te laten mee helpen. Aan de andere kant zien we mensen die qua leeftijd niet meer hoeven te werken, maar wel heel veel tijd hebben om hier te zijn. Zij nemen op hun beurt de kleinkinderen mee om dezelfde redenen. En daartussen zitten mensen uit alle lagen van de samenleving.

Ik moet wel eerlijk zeggen – en die kritiek krijgen we ook – dat het heel wit is. Grenzend aan elitair. Niet iedereen kan natuurlijk zomaar even vijfhonderd of duizend euro ophoesten plus tien euro per week per mond. Daar hebben we oog en begrip voor. We denken dan ook na over hoe we mensen met ‘n kleine beurs toch warm kunnen maken voor dit initiatief. Maar, de moeilijkheid daarbij is, hoe vind je die mensen? Dat is behoorlijk lastig, want je belandt daarbij vrijwel direct in een ethisch-moreel veld. Wie komt in aanmerking en wie niet en hoe pak je dat op een nette, verantwoorde manier aan? Ik weet dat de veel grotere organisatie Heerenboeren hier ook mee stoeit. Zij zijn inmiddels een fonds gestart.

Tegelijkertijd dienen we ook realistisch te zijn en te beseffen dat deze ontwikkeling deel uitmaakt van een transitie in de landbouw. En dat kost nou eenmaal geld. Wij hebben als vereniging geen vreemd vermogen in de begroting. Wat we doen, brengen we met elkaar op. We krijgen géén subsidies en ontvangen ook geen geld van de overheid of Europa’.

Toekomstplannen

‘Een van de thema’s die we snel willen oppakken is arbeidsomstandigheden/milieu/veiligheid. Ook moet er serieus worden nagedacht over de vraag of we wèl of niet dieren willen houden. En zo ja, willen we dat zelf doen of gaan we daar in samenwerking met ons omringende boeren vorm aan geven. Dieren houden is uiteraard veel complexer dan wat wij nu doen. De vraag is vanuit de leden ontstaan. Van hen verlangt een deel een voedselpakket waar vlees in zit. Het houden van dieren heeft voor die groep dus meerwaarde. Aan de andere kant kent de vereniging natuurlijk ook vegetariërs die hier liever niet mee geconfronteerd worden. Dus hoe doe je dat? Op ‘n manier dat het voor de dieren goed is, voor het bedrijf èn voor de leden. Dat je iedereen tevreden kunt stellen en het eerlijk voelt.

Verder wordt de kas dit najaar geïnstalleerd en worden de eerste vijfhonderd fruitbomen geplant. Momenteel zijn we bezig met het verkijgen van vergunningen daarvoor. Dat kost veel energie.

De kas is puur bedoeld als seizoensverlenging zodat in voor- en najaar ook kan worden geoogst. Om te denken dat je daardoor het hele jaar kunt oogsten, is niet realistisch. Dat gaat niet lukken. Januari en februari leveren echt niets op’.

Als oprecht geïnteresseerd, potentieel lid confronteer ik haar met twee punten in hun concept waar ik moeite mee heb. Voor het lidmaatschap betaal ik éénmalig vijfhonderd euro (een gezin betaalt duizend euro), maar als ik mijn huurhuis pakweg over twee jaar moet verlaten, ben ik dat geld kwijt. Daarnaast krijg ik elke week tegen tien euro (gezinnen tien euro per mond) een zak met groente en kruiden waar ik niet zelf keus in heb. Anderen bepalen dus voor mij wat ik die week eet. Dat staat mij tegen.

Priscylla onderkent die twee argumenten. Ze hoort ze vaker. Haar antwoord luidt: ‘Het hele concept moet je passen. Ook het feit dat je één keer per week hier je groente moet komen halen. Als je dat niet prettig vindt, moet je misschien realistisch zijn en concluderen dat dit concept niet bij jou past. Er zijn in de regio gelukkig zoveel andere mogelijkheden. We hebben de natuurvoedingswinkel De Brink, we hebben Earpel en Zoo, de Zuuver biodynamische boerderijwinkel in Buurse. En iets verder weg is er nog meer keus.

En wat het inleggeld betreft, werken wij als het zover is, ook met een wachtlijst. Tegen die tijd wordt jouw bijdrage van vijfhonderd euro weggestreept tegen de inleg van het nieuwe lid en krijg je dat bedrag dus terug’.

Op mijn vraag of ze ter afsluiting nog iets kwijt wilt, antwoordt ze vrijwel direct enthousiast: ‘Het is ook heel leuk. Gisteravond bijvoorbeeld was ik van plan anderhalf uur op het land te gaan werken. Het werden er uiteindelijk drie. Al werkend op het land, met je handen in de aarde, relatief schone lucht inademend, genietend van de ondergaande zon en de prachtige omgeving krijg je dan ook nog leuke gesprekken met gelijkgestemde mensen die daar op dat moment ook aan het werk zijn. Daar word je blij van en het geeft veel plezier.

Dus wie iets zoekt om blij van te worden. . .

Bron: https://haaksbergeninbeeld.nl/op-bezoek-bij-de-haaksbergse-noaberboeren/